Nieuwsbericht

29 januari 2020

Volgende week spreekt de Tweede Kamer met minister Bruins (VWS) over de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza). Deze nieuwe wet vervangt de bestaande Wet toelating zorginstellingen (WTZi) en regelt aan welke eisen zorgaanbieders moeten voldoen voordat ze zorg mogen verlenen. De KNOV maakt zich grote zorgen over de impact van deze wet en heeft er de afgelopen jaren samen met andere eerstelijnsorganisaties (KNMT, KNGF, InEen, KNMP, LVVP en LHV) meermaals bezwaar tegen gemaakt. Wij vrezen namelijk dat verloskundigen met een stapeling aan administratieve lasten geconfronteerd zullen worden, waardoor er minder tijd overblijft voor de zorg aan patiënten.

Wat regelt de Wtza?

In de Wtza wordt het toezicht op zorgaanbieders geregeld. Zo komt er een plicht voor nieuwe zorgaanbieders om zich bij de IGJ te melden. Het doel hiervan is om alle zorgaanbieders beter in beeld te krijgen en het risicogestuurd toezicht, mede op basis van big data, aan te scherpen. Daarnaast moet de meldplicht waarborgen dat de nieuwe zorgaanbieder vooraf kennis heeft genomen van de eisen die gelden vanaf het moment dat men zorg gaat verlenen.

Ook worden nieuwe én bestaande zorginstellingen waar meer dan 10 mensen structureel zorg verlenen (inclusief assistenten) verplicht een toelatingsvergunning aan te vragen. Een belangrijk onderdeel van deze vergunning is dat er een interne toezichthouder moet worden aangesteld. Daarnaast komen er zwaardere transparantie-eisen, wat betekent dat ook kleinschalige zorgaanbieders moeten rapporteren over onder andere hun financiële resultaat en vermogen.

Wat vindt de KNOV?

De KNOV vindt het belangrijk dat nieuwe zorgaanbieders de geldende kwaliteitseisen tot een prioriteit maken en snapt ook dat het van belang is dat de IGJ hierop kan handhaven. Ook begrijpen wij dat de minister op zoek is naar handvatten om zorgfraude op te sporen en te beteugelen. Toch staat het doel van dit wetsvoorstel volgens ons niet in verhouding tot de grote gevolgen voor kleinschalige zorgaanbieders in de eerste lijn.

Wij missen de onderbouwing van de minister waarom praktijken van verloskundigen ook aan de zeer strenge eisen moeten gaan voldoen. We worden tenslotte niet door de IGJ als risicogroep aangemerkt en ook de Raad van State (RvS) heeft aangegeven deze onderbouwing te missen.

Daarnaast stelt de minister dat het toezicht gericht is op de bestuursstructuur; het management dat op afstand staat van het zorgproces. De eerstelijnszorg is echter van bijzondere aard en in praktijken verlenen de praktijkhouders zelf ook, in directe afstemming met de patiënt, de zorg. Bovendien zijn praktijken met 10 werkzame personen nog steeds kleinschalig, omdat onze achterban een hoge parttime-factor kent. Het zijn dan ook de zorgverleners zelf die de administratieve- en financiële lasten op moeten brengen om een interne toezichthouder te ondersteunen en te rapporteren over het financiële vermogen.

Dit laatste zal trouwens voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders, waar weinig fraude voorkomt, niet leiden tot betere fraude opsporing. De NZa heeft aangegeven dat er al voldoende mogelijkheden zijn om bij aanwijzingen van onrechtmatige zaken in te kunnen grijpen.

Stapeling administratieve lasten

De LHV heeft samen met de andere eerstelijnspartners de Tweede Kamer in een brief opgeroepen om oog te hebben voor de bijzondere aard van de eerstelijnszorg en de getalsgrens voor de vergunningsplicht te verhogen naar 50 personen. Huisartsen en andere zorgverleners die broodnodige eerstelijnszorg verlenen worden telkens weer geconfronteerd met zware administratieve lasten en het is dweilen met de kraan open. Voor elke regel die binnen (Ont)Regel de Zorg wordt geschrapt, komen er vervolgens twee bij. Huisartsenpraktijken, apothekers en tandartspraktijken zijn op dit moment automatisch toegelaten, maar moeten door de Wtza aan een groot aantal nieuwe, strenge eisen voldoen. Dit terwijl er geen aanwijzingen zijn voor problemen in de kleinschalige eerstelijnszorg.

In een tijd met toenemende tekorten aan huisartsen, kunnen we het ons niet veroorloven om nog meer kostbare patiënttijd op te geven aan administratieve lasten.

Oproep aan Kamerleden

Wij vragen de Kamerleden dan ook om te zorgen dat zorgverleners daadwerkelijk zorg kunnen verlenen, een verdere opeenstapeling van administratieve lasten te voorkomen, daarbij de bijzondere aard van de kleinschalige eerstelijnszorg niet uit het oog te verliezen en genoeg tijd voor patiëntenzorg te waarborgen.