In de tweede helft van 2023 en in 2024 zijn in totaal 17* tuchtrechtuitspraken gedaan over verloskundig handelen. Hoewel deze uitspraken ingrijpend kunnen zijn, is het belangrijk dat verloskundigen hiervan kennisnemen om ervan te leren. In de komende periode delen we een aantal uitspraken, de belangrijkste lessen en bijbehorende relevante documenten.
Uitspraak 12-01-2024, 16-12-2024 (Hoger beroep op uitspraak 12-01-2024), 20-12-2024 – a,b
Deze uitspraken hebben een verband met dezelfde casus en zijn om die reden in één samenvatting uitgewerkt.
Een ongegronde klacht tegen een verloskundige. De klacht heeft betrekking op het verstrekken van informatie uit het dossier van een cliënte, aan de cliënte zelf. De klager is de ex-partner van de cliënte. De verloskundige had volgens klager geen uitdraai van het dossier mogen meegeven, omdat zij zich hierdoor met een geneeskundige verklaring heeft gemengd in een lopende echtscheiding en zij de valse beschuldigingen van zijn ex‑partner (de cliënte) klakkeloos heeft overgenomen.
De klacht is ongegrond verklaard, wetende dat:
- Er geen geneeskundige verklaring is verstrekt, maar een uitdraai van (een deel van) het dossier. Cliënte heeft recht op inzage en/of een kopie van haar dossier.
- Uit de tekst uit het dossier blijkt niet dat de verloskundige daarover een oordeel heeft gegeven en de informatie wordt ook niet als feit gepresenteerd.
Klager is na uitspraak in beroep gegaan bij het centraal tuchtcollege omdat volgens hem de SOAP-registratie methode niet juist is gebruikt. Het centraal tuchtcollege heeft het beroep verworpen.
Wat kan van deze zaak geleerd worden?
Verloskundigen moeten erop letten dat aantekeningen in het medisch dossier neutraal en feitelijk zijn en geen oordeel bevatten.
Relevante documenten volgens de uitspraak
- De KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens”
- Het recht op een kopie van (een deel van) het medisch dossier is vastgelegd in artikel 7:456 BW
Lees de volledige zaak:
Uitspraak 12-01-2024
Uitspraak 16-12-2024 (Hoger beroep op uitspraak 12-01-2024)
Uitspraak 20-12-2024 – a
Uitspraak 20-12-2024 – b
Uitspraak 29-11-2024
Deels gegronde klacht tegen verloskundige. De verloskundige was betrokken bij de thuisbevalling van klaagster. Na de bevalling verslechterde de toestand van de baby snel, waardoor deze na reanimatie met de ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht. Twee dagen later werd in overleg met de klagers besloten de behandeling te stoppen, waarna de baby overleed aan ernstige perinatale asfyxie. Klagers beschuldigen de verloskundige van 10 feiten, waaronder: onvoldoende onderzoek en actie tijdens en na de bevalling, het foutief vaststellen van de apgarscore, gebrekkige communicatie en het ontbreken van shared decision making en het niet melden van een calamiteit na het overlijden van de baby.
De klacht is deels gegrond verklaart, wetende dat:
- Cortonen onvoldoende zijn gemonitord durante partum.
- De verloskundige door haar handelen het risico heeft laten bestaan de situatie verkeerd te beoordelen en hierdoor het risico dat de baby niet de benodigde zorg kreeg.
- De verloskundige tekort is geschoten in haar communicatie met ouders en er geen sprake is geweest van shared decision making.
De klacht is ongegrond verklaard, wetende dat:
- Het foutief vaststellen van de apgar score niet kan worden beoordeeld.
- De plicht tot het melden van een calamiteit bij de inspectie niet bij de zorgverlener maar bij de zorgaanbieder ligt.
Wat kan van deze zaak geleerd worden?
Verloskundigen moeten durante partu en bij tekenen van mogelijke complicaties adequaat onderzoek verrichten. Het is belangrijk om goed met families te communiceren, vooral bij gecompliceerde situaties, zodat onduidelijkheid en onvrede voorkomen kan worden.
Relevante documenten volgens de uitspraak
- “Praktijkkaart foetale bewaking durante partu bij laag risico zwangeren”
- Artikel 11 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)
Lees de volledige zaak
Uitspraak 30-07-2024
Gegronde klacht tegen verloskundige vanwege gemiste buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Klaagster meldde zich bij verloskundige praktijk vanwege haar eerste zwangerschap. Ze kreeg last van vaginaal bloedverlies, dat door de verloskundige werd toegeschreven aan een miskraam. Later bleef klaagster last houden van wisselend bloedverlies en buikpijn. De verloskundige maakte een echo, waarbij het beeld in lijn werd bevonden met status na miskraam. Enige tijd later werd echter een buitenbaarmoederlijke zwangerschap vastgesteld, waarvoor bij klaagster operatief een eileider is verwijderd.
Klaagster verwijt de verloskundige dat zij tijdens de echo niet dacht aan een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, ondanks klachten van intermitterend bloedverlies en buikpijn. Ook was de laatste menstruatiedatum onbekend en was de zwangerschap nooit intra-uterien vastgesteld.
De klacht is gegrond verklaard, wetende dat:
- Volgens de richtlijn de verloskundige had moeten uitsluiten of er sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Ze had bij klaagster een zwangerschapstest moeten afnemen of moeten doorverwijzen voor HcG bepaling om de diagnose te bevestigen of uit te sluiten.
Wat kan van deze zaak geleerd worden?
Gewaakt moet worden voor de diagnose EUG als blinde vlek. Bij zwangere vrouwen in het eerste trimester met klachten van buikpijn en bloedverlies, dient vervolgonderzoek ingezet te worden indien een intra-uteriene zwangerschap nog niet is vastgesteld.
Relevante documenten volgens de uitspraak
- NHG- en KNOV-standaard Miskraam
- NHG-richtlijn Miskraam
- NVOG-richtlijn tubaire Extra Uteriene Graviditeit (EUG) en Zwangerschap met Onbekende Locatie (ZOL)
Lees de volledige zaak
*Dit aantal is niet met zekerheid vastgesteld, geteld aan de hand van gepubliceerde uitspraken op tuchtrecht.overheid.nl