Nieuwsbericht

11 oktober 2022

Het vorige bestuur van de KNOV heeft begin september 2022 besloten om de richtlijn ‘Hyperbilirubinemie in de eerste twee levensweken bij de pasgeborene, geboren na een zwangerschapsduur ≥ 35 weken’ niet te autoriseren op grond van het ontbreken van een kostenanalyse en het ontbreken van een strategische lijn bij de KNOV betreffende het draagvlak, ethische overwegingen en de financiële gevolgen voor de praktijk. 

De richtlijn ‘Hyperbilirubinemie in de eerste twee levensweken bij de pasgeborene, geboren na een zwangerschapsduur ≥ 35 weken’ is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK). De werkgroep die de richtlijnmodule ontwikkeld heeft, bestaat uit afgevaardigden van meerdere wetenschappelijke verenigingen en organisaties, waaronder de KNOV. In deze richtlijn wordt onder andere het screenen op hyperbilirubinemie onderzocht.  

Het verschil tussen de standaard werkwijze en de richtlijn Hyperbilirubinemie 

De standaard werkwijze op dit moment is een inschatting voor het inzetten van een serumbilirubine bepaling op grond van ‘de vooraf kans', visuele inspectie en een klinische inschatting. In de richtlijn Hyperbilirubinemie wordt beschreven dat het werken met een transcutane bilirubine screening (TCB) bij alle kinderen die enigszins geel zien, een meer betrouwbare inschatting geeft dan de standaard werkwijze. Hiermee zouden neonaten met een ernstige hyperbilirubinemie eerder opgespoord kunnen worden en het aantal kinderen met kernicterus verminderen. Uit onderzoek blijkt dat dit niet leidt tot een verhoging van het aantal serumbepalingen (bloedonderzoek). 

Bij hoeveel kinderen kernicterus voorkomen zou worden met de invoer van een TCB  is niet precies bekend. Onderzoek naar de invoer van de TCB in de eerstelijn loopt nog.  

Kostenanalyse ontbreekt  

Een gedegen kostenanalyse voor de invoer van TCB-meting in de eerstelijn is niet gedaan. Om aan de richtlijn te kunnen voldoen, zouden TCB meters (+/- 5000 euro per stuk) aangeschaft moeten worden door elke verloskundigenpraktijk, of om het meer werkbaar te houden, zelfs door elke individuele verloskundige. Voor de vergoeding hiervan zou overleg met de zorgverzekeraars gestart moeten worden.  

Het huidige bestuur beraadt zich op bovenstaande informatie en de mogelijke vervolgstappen, van het ontbreken van een kostenanalyse, van een strategische lijn bij de KNOV betreffende het draagvlak, ethische overwegingen en de financiële gevolgen voor de praktijk.  Wanneer hier meer duidelijkheid over is, zal dit met jullie gedeeld worden.