Nieuwsbericht

03 juli 2018

Op 3 juli 2018 verscheen de multidisciplinaire richtlijn 'Postnatale zorg-Verloskundige basiszorg voor moeder en kind'. Het is de eerste multidisciplinaire richtlijn die is ontwikkeld op initiatief van de KNOV en in samenwerking met het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ), de Nederlandse Beroepsvereniging voor Kraamverzorgenden (NBVK), verloskundig actieve huisartsen (NHG) en de cliëntenorganisatie 'Hoe? Verder'.

De richtlijn is afgestemd op de Zorgstandaard en geeft aanbevelingen voor goede, integrale postnatale basiszorg voor moeder en kind tot zes weken na de bevalling. Op basis van de beste evidence is beschreven hoe de basale postnatale zorg optimaal kan worden afgestemd op de vrouw en haar pasgeboren baby. Hierdoor krijgt iedere kraamvrouw en pasgeboren baby eenzelfde basis voor postnatale zorg. Alle mogelijk betrokken zorgverleners zijn aangehaakt. De richtlijn maakt het mogelijk dat de verschillende zorgverleners de zorg complementair kunnen leveren. Op die manier kunnen zij (kwetsbare) vrouwen en pasgeborenen optimaal ondersteunen.

Nieuwe werkwijze

Voor de ontwikkeling van de richtlijn bestond de werkgroep uit drie verloskundigen, een verloskundig actieve huisarts en vertegenwoordigsters van het KCKZ, de NBVK en de cliëntenorganisatie 'Hoe? Verder'. Daarnaast is Postnatale Zorg is de eerste richtlijn die volgens de nieuwe werkwijze van het Kennisinstituut van de Federatie medisch specialisten (KIMS) is ontwikkeld: naast multidisciplinair is dat modulair en met inbreng van cliënten. In elke module worden uitgangsvragen door een multidisciplinaire werkgroep beantwoord met wetenschappelijke literatuur.

De richtlijn bestaat uit twee modules. De eerste module beschrijft de inhoud van de postnatale zorg. Deze module is gebaseerd op de Engelse NICE richtlijn 'Postnatal Care', die vertaald en aangepast is aan de Nederlandse situatie. De tweede module beschrijft de organisatie van de integrale postnatale basiszorg. Deze module is afgestemd op de Zorgstandaard en geeft aanbevelingen over het aantal, de timing en de inhoud van huisbezoeken in de kraamperiode en voor de nacontrole. En over de afspraken die in verloskundige samenwerkingsverbanden gemaakt moeten worden om de postnatale zorg te faciliteren.

Belangrijkste aanbevelingen

De richtlijn bevat meerdere aanbevelingen. De drie belangrijkste aanbevelingen zijn:

  1. De postnatale zorg wordt aangepast aan de wensen en behoeften van de kraamvrouw (geïndividualiseerde zorg). De zorgverlener is alert op lichamelijke klachten en problemen bij het geven van borstvoeding en ook op behoeften die de vrouw zelf misschien niet signaleert, bijvoorbeeld een sombere stemming, veel huilen (postpartum depressie) of dromen over de bevalling. De zorgverlener bepaalt in overleg met de kraamvrouw of meer contactmomenten nodig zijn of op andere momenten.
  2. De postnatale basiszorg bestaat bij een eerstelijnsbevalling uit minimaal vier huisbezoeken en een nacontrole zes weken na de bevalling; bij een tweedelijnsbevalling zijn dat minimaal drie huisbezoeken en een nacontrole. Alle vrouwen krijgen een nacontrole aangeboden waarbij wordt gemotiveerd waarom de nacontrole nuttig is.
  3. Evaluatie van de bevalling
    In de eerste week na de bevalling evalueert de zorgverlener die betrokken was bij de bevalling of de (coördinerend) zorgverlener de bevalling met de vrouw.

Praktijkkaarten en cliëntenfolders

Bij de richtlijn worden er praktijkkaarten ontwikkeld voor de kraamperiode en de nacontrole. Daarnaast worden twee cliëntenfolders gemaakt, ter ondersteuning voor pas bevallen vrouwen: de cliëntfolder 'Herstel bekkenbodem en buikspieren' in afstemming met de Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), en de cliëntfolder 'Postnatale zorg' in samenwerking met kraamzorgprofessionals.