Historie

In 1898 werd in Nederland de eerste regionale vroedvrouwenvereniging opgericht: de Bond van Vrouwelijke Verloskundigen. Vervolgens ontstonden in de jaren twintig van de vorige eeuw twee overkoepelende organisaties: de Nederlandse R.K. Vereniging van Vroedvrouwen (1921) en de Bond van Nederlandse Vroedvrouwen (1926). In 1975 fuseerden deze verenigingen tot de Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. In 1998 kreeg de vereniging het Predicaat Koninklijk toegekend: de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen. 

Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan gaf de KNOV in 1998 een boek uit over de historie van de vereniging: 1898/1998: 100 jaar vroedvrouwen verenigd. Dit boek wordt niet  herdrukt, maar is wel in te zien op de afdeling communicatie van de KNOV.  

1954: Roep de vroedvrouw: leerling-vroedvrouw op de fiets naar een bevalling.
Op de achtergrond: de Kweekschool voor Vroedvrouwen in de Camperstraat, te zien is de zijgevel in de Ruijschstraat.

Geneesheren en verloskundigen: een stukje historie 

In de 16ee eeuw neemt de kennis over het menselijk lichaam (inclusief de verloskunde) toe. Medici ontwikkelen instrumenten als de hevel en de forceps, waardoor het mogelijk wordt ‘het beklemde kind’ ter wereld te brengen. Verloskundigen omarmen de nieuwe technieken, maar mogen de instrumenten zelf niet gebruiken. Zij worden geacht een natuurlijke baring ‘met de hand’ in te leiden. Minister Thorbecke legt dat in 1861 zelfs vast in de wet. In 1865 start de universitaire opleiding tot arts. (Vroed)vrouwen worden in deze paternalistische tijd niet toegelaten. Wel worden in Amsterdam en Rotterdam Rijkskweekscholen voor Vroedvrouwen opgericht. 

Hoe het vak van verloskundige er in de 18e eeuw uitzag lees je in het artikel 'Het verloskundig onderzoek in de 18e eeuw' van dr. Houtzager (Tijdschrift voor Verloskundigen, 2006). Hij beschrijft hierin hoe je het vak leerde en welk studiemateriaal er was.  

Catharina Schrader: dagboek van een 17e-eeuwse verloskundige  

Catharina Schrader was een Friese verloskundige (1656-1746). Zij hield een dagboek bij van de ruim drieduizend bevallingen die zij begeleidde. Uit deze verslagen in het ‘Memory boeck van de vrouwens’ blijkt haar deskundigheid: zo deed zij al uitwendige versie (het draaien van de baby) en redde zij in vier gevallen van het levensgevaarlijke placenta praevia het leven van de moeder. Zij wordt gezien als één van de grondleggers van de verloskunde en als voorbeeld voor verloskundigen.  


 

Een bloemetje als beloning: waardering voor de vroedvrouw 

Verloskundigen genoten respect vanuit de samenleving. Maar hun beloning bestond soms uit een bos bloemen of een vaste plaats in de kerk. Een verloskundige in 1946 deed zo’n 150 tot 200 bevallingen per jaar, waar ze gemiddeld 25 gulden voor ontving. Maar er was geen financieel vangnet bij ziekte of voor de oude dag. In de jaren 70 en 80 van de 20e eeuw was er een tekort aan verloskundigen. Onder invloed van het feminisme werd de positie van de vrouw sterker. Hiermee verbeterden de status en het imago van de vroedvrouw.